Het lichaam van een volwassene telt 206 botten. Samen met de spieren, pezen en gewrichten in het lichaam zorgen ze ervoor dat we kunnen staan, zitten en lopen. Verder steunen en beschermen de botten het lichaam, met name de organen. En de schedel zorgt ervoor dat de hersenen veilig zijn 'verpakt'. Tenslotte bevatten de grote botten beenmerg, een zachte kern waarin bloedcellen worden aangemaakt.
De botten worden op hun plaats gehouden en met elkaar verbonden door spieren, pezen en gewrichten. De meeste gewrichten werken als een scharnier (knieën, vingers), andere als een vijzel in een kom (schouders, heup). Ze bieden het lichaam op die manier uitgebreide bewegingsmogelijkheden.
Een bot bestaat uit beenweefsel, dat is samengesteld uit kalk en lijmstof. Kalk zorgt voor de stevigheid en lijmstof voor de buigzaamheid. Bij baby's bestaan de beenderen bijna helemaal uit kraakbeen. Tijdens de groei (tot ongeveer 25 jaar) worden veel kraakbeenstukken vervangen door echte botten. Omdat kinderen nog buigzame beenderen bezitten breken ze veel minder snel een bot bij het vallen dan oudere mensen.
Men kan drie soorten beenderen onderscheiden:
- Platte beenderen, deze zijn plat en vaak breed. (bijvoorbeeld de beenderen van de hersenschedel, schouderbladen, heupbeen, ribben en borstbeen)
- Pijpbeenderen, deze zijn lang en dun. (bijvoorbeeld scheenbeen, dijbeen, vingerkootjes)
- Onregelmatige (korte) beenderen, deze zijn in alle richtingen ongeveer even groot.
Problemen, ziektes en aandoeningen
Een veelvoorkomende aandoening aan de botten is osteoporose (botontkalking): in Nederland hebben ongeveer 700.000 mensen daar last van. Tot het 35e jaar wordt er meer botweefsel aangemaakt dan afgebroken; daarna keert dat proces zich langzaam om. Osteoporose komt vooral voor bij vrouwen na de overgang.
Een bekend probleem is natuurlijk de botbreuk.
Botkanker van het bot zelf is een zeldzame aandoening. Uitzaaiingen van andere soorten kanker komen wel relatief vaak in het bot voor.
Fibreuze dysplasie
Fibreuze dysplasie is een stoornis in de ontwikkeling van het bot.
Onstaan
Bot ontstaat uit bindweefselcellen die uitrijpen naar botweefsel. Soms kan op een of meerdere plekken dit uitrijpen niet doorzetten en zullen er haarden van bindweefsel in het bot zitten. Dit bindweefsel zal meestal wat uitgroeien en ook het gezonde bot willen verdringen. Niemand weet precies waarom het ontstaat. Er wordt gedacht aan stoornissen in bepaalde boteiwitten alsmede genetische aspecten.
Vormen
We kennen een vorm die in meerdere botten voorkomt: de poly (veel) ostotische (bot) vorm. Vreemd is dat het dan vaak voorkomt aan één kant van het lichaam. De vorm die slechts in één bot voorkomt heet de mono (één) ostotische vorm. Daarnaast is er het McCune-Albright syndroom, dat wordt gekenmerkt door hormoonstoornissen en huidverkleuringen.
Fibreuze dysplasie kan in alle botten optreden echter vooral:
- Bovenbeen
- Onderbeen
- Ribben
- Schedel
- Kaken
- Bovenarmen
- bekken
Gevolgen
De verdringing van het normale bot heeft als gevolg:
- zwakker worden van het bot
- groeistoornissen kunnen optreden
- vervormingen kunnen optreden
- botten kunnen spontaan breken.
Klachten
Meestal zal een eerste verschijnsel pijn zijn in het betreffende bot. Indien het bot zwakker wordt kan een spontane breuk optreden.
Diagnose
De diagnose kan meestal worden gesteld op een gewone röntgenfoto. Vaak zal ter uitsluiting van andere ziektes een MRI-scan worden verricht alsmede een biopsie, waarbij een stukje van het weefsel wordt verwijderd en onder de microscoop bekeken.
Behandeling
Meestal zal gekozen worden voor een operatie. Indien het bot nog sterk genoeg lijkt zal de laesie worden uitgekrabd en opgevuld met nieuw bot. Wanneer een breuk dreigt dient het bot verstevigd te worden met een pen of plaat. Natuurlijk zeker als het bot al gebroken is.